afb.
Modiste, dienstbode en winkelierster te ‘s-Hertogenbosch, geboren aldaar op 8 november 1865, overleden aldaar op 10 januari 1944, dochter van Christiaan Boelens en Maria Johanna Rek. Anna is getrouwd aldaar op 23 mei 1888 met Wilhelmus Theodorus (Willem) Claessen, winkelier, timmerman en aannemer te ‘s-Hertogenbosch, geboren aldaar op 9 oktober 1864 en overleden aldaar op 28 juni 1941, zoon van Wilhelmus Jacobus Claessen en Elisabeth Maria van Osch.1 Getuigen bij de geboorte-aangifte van Anna waren: Oom Willem Jansen (gehuwd met Maria Clara Johanna Boelens) en oudoom Jacobus van Mulbregt, slachtersknecht, 59 jaar. Zij is gedoopt in de St.-Pieter als Anna Wilhelmina. Peter en meter: Oom Wilhelmus Cornelius Rek en grootmoeder Anna Boelens-Consent. Van februari tot juli 1883 woont Anna in Eindhoven, waar ze als modiste gewerkt heeft.2 Terug in Den Bosch is haar beroep dienstbode. Ze woont twee huizen verwijderd van haar ouderlijk huis, nl. bij haar oom en tante Tijs en Betje Boelens-Van Mulbregt op Markt B 19 (de Kleine Weerelt). Wellicht was Anna’s ouderlijk huis te klein met al die kinderen. Tijs en Betje hadden een tamelijk zorgwekkend bestaan en konden wel hulp gebruiken. Getuigen bij het huwelijk in 1888 zijn: Oom Tijs Boelens, koopman, 56 jaar, oom Willem Rek, boekbinder, 46 jaar, halfbroer Jan Boelens, koopman 32 jaar, en een oom van de bruidegom, Christianus van Osch, klerk, 43 jaar, wonende te Utrecht. Willem Claessen was uitgeloot voor de Nationale Militie, dus hij hoefde niet in militaire dienst. Zijn vader was ‘timmerman’, hetgeen in die tijd zoveel betekende als aannemer. Willem trad in de voetsporen van zijn vader. Het pas getrouwde gaat kort na het huwelijk al in de Orthenstraat C nr. 425 wonen. Niet zeker is of Anna’s moeder toen al eigenares van het pand was (zie hierna). In de krant van 15 april 1889 staan Willem en Anna als ‘W. Claassen-Boelens’ in een lange lijst van namen met een gift van f 0.50 ter bestrijding van de slavernij. Het initiatief gaat uit van het klooster van de Witte Paters in Boxtel. De oprichter van deze congregatie, kardinaal Lavigerie, kondigt aan dat er in juni of augustus een anti-slavernij congres wordt gehouden in België of in Zwitserland. Rond 1893 komen Anna’s moeder en zusters ook naar de Orthenstraat (later: nummer 7). Het jonge gezin Claessen-Boelens vestigt zich in het achterhuis. Dit was groter dan het voorhuis waar moeder Boelens met de andere dochters ging wonen. Na de dood van Marie Boelens-Rek brengen Anna en Willem niet meteen f 7000 in om het pand op hun naam te krijgen, zoals het testament van moeder bedoeld had: 1895, 28 februari: Willem Claassen3 treedt op mede namens zijn echtgenote, verder zijn er haar broer en zusters Bernard, Mina, Marie, en Antoon Boelens sr. als toeziend voogd over Cato Boelens en Wilhelmus Cornelis Rek als haar voogd. De bepaling uit het testament van moeder Marie Boelens-Rek wordt nog gememoreerd. Willem verklaart het legaat niet te accepteren. Dus ieder der 5 kinderen is voor 1/5 deel erfgenaam. Het pand wordt getaxeerd op f 6500. De erfgenamen verklaren gezamenlijk het in deling te brengen voor een bedrag van f 6905.70. Waarom besloten is voor dit hogere bedrag dan waarvoor het getaxeerd is, wordt niet vermeld. Ieder heeft dus recht op f 1381.14. Willem en Anna betalen f 5524.56 bij.4 Ze zijn dus iets voordeliger uit dan wanneer de bepaling uit het testament nagevolgd geworden zou zijn. Het adres is: Orthenstraat wijk C nr. 425. In 1909 zou het adres veranderen in Orthenstraat 7. Anna blijft er tot haar dood wonen. Het pand ligt op de hoek van het Eerste Straatje van Best en is genaamd ‘De Gulden Bodem’. Vanuit de Orthenstraat gezien ligt het rechts op de hoek van het straatje. Het dateert uit 1596.5 1900, 24 oktober: Willem koopt voor f 2300 van zijn zwager Bernard Boelens een gebouw ingericht tot stalling aan de Karrenstraat (zie hierna).6 1903, 15 december: Cato Boelens-Rek, een tante van Anna, als voogdes over haar minderjarige kinderen, koopt samen met haar meerderjarige dochter Marie van Willem Claessen, aannemer, voor f 1112 een bouwterrein aan het Zuiderfront, ter grootte van 2 aren, 78 centiaren. Willem had deze grond op 13 augustus gekocht.7 Oom Antoon Boelens was in 1896 overleden en liet een flink vermogen na. Zijn weduwe Cato belegt dit geld voor haar minderjarige kinderen. Op dit bouwterrein laat ze vijf huisjes bouwen. Willem kreeg de opdracht deze huizen te bouwen. Het Zuiderfront is een straatnaam die nu niet meer bestaat. Het betreft hier de allereerste nieuwbouwwijk van de stad. In 1874 was de Vestingwet opgeheven en mocht de stad gaan bouwen buiten de wallen. Het duurde nog even voordat het zover was, maar aan het eind van de 19e eeuw begon men met de bouw van de huidige wijk ‘Het Zand’. Om het gebied op te hogen haalde men zand uit de bossen in Vught, vandaar de naam van de wijk. Op deze wijze ontstond in Vught een bosmeer, dat genoemd werd naar de grote graafmachine, die daar het werk deed: ‘de IJzeren Man’. De wijk ‘Het Zand’ is de karakteristieke woonwijk in de omgeving van het centraal station. Willem heeft er nog meer huizen gebouwd. 1907, 13 september: Willem leent f 3500 van Henricus Wilhelmus Hoppenbrouwers, wonend in Den Bosch, tegen 4 ½ % per jaar. Als onderpand dient zijn gebouw in de Karrenstraat.8 Inmiddels was het in 1906 of 1907 flink verbouwd. Eerst was het een stalling voor paarden, nu heeft Willem er een timmerfabriek.9 Adres: Karrenstraat 40-42. De naam van het pand is ‘Het Hoefijzer’. 1911, 16 maart: Willem leent f 3000 à 4 ½ % van Henricus Adrianus Gilliam uit Den Bosch. Als zekerheidstelling verleent hij hypotheek op een perceel bouwgrond aan de Koningsweg, groot 2 aren 9 centiaren ‘met de daarop gestichte en nog te stichten gebouwen’.10 Willem is aannemer. 1913, 18 maart: Willem en Anna vermaken per testament elkaar wederzijds het levenslange vruchtgebruik van de nalatenschap. Verder benoemen zij elkaar tot executeurs-testamentair en tot regelaars van elkaars begrafenissen.11 1914, 13 november: Weer een hypothecaire lening met het pand in de Karrenstraat als onderpand. Het gaat om f 1500 à 4 ¾ %. Geldschieter is Martinus van Beek, landbouwer te Sint Michielsgestel.12 1915, 6 oktober: Willem leent opnieuw f 1500 à 4 ¾ % van de minderjarigen Frederik Hendrik Martinus Livius, Adriaan Johannes Livius en Geertruida Hendrika Livius. Jacob Johannes Jongepier, zonder beroep, wonend in Den Bosch, treedt op namens de vader Johannes Cornelis Livius, landbouwer te St. Michielsgestel. Als onderpand stelt Willem weer ‘een gebouw’ in Den Bosch, kad. bekend sectie G nr. 4136, groot 78 centiaren. Dit is zijn timmerfabriek in de Karrenstraat.13 1918, 21 februari en 7 maart: Op een veiling in café Plaats Royal koopt Willem een pand in de Kruisstraat, kad. bekend sectie G nr. 642. Het betreft: een winkelhuis met bovenwoning, van ouds genaamd ‘de Oliemolen’, aan de Kruisstraat nummers 39 en 41 (deze nummers zijn sindsdien onveranderd), voorzien van gas en waterleiding, met open plaatsje. Beneden: slagerswinkel en woning, verhuurd voor f 300 per jaar tot 31 oktober. Bovenhuis met afzonderlijke opgang verhuurd voor f 260 tot 1 mei. Verkoopsters zijn Anna Maria en Adriana Anna Hurk, religieusen te Zevenbergen. Willem betaalt f 7510. Eén van de getuigen was: Wilhelmus Nicolaas van der Aa, ‘koffiehuisbediende’, dus die zal wel ober geweest zijn bij Plaats Royal.14 De timmerfabriek van Willem in de Karrenstraat grensde aan de achterzijde aan dit pand in de Kruisstraat. Dochter Cato Claessen en haar man Jan Jans zouden hier nog jaren een slagerij hebben. Nog niet meteen, want ze trouwden pas in 1921. 1918, 1 mei: Met dit pand als zekerheidstelling leent Willem, ‘meester timmerman’, f 5000 à 4 ¾ % van Simon Antonius van den Oever, boomkweker te Haaren.15 Anna had intussen ook niet stil gezeten. De handelsgeest had zij van huis uit mee gekregen en zo begon zij zelf in de Orthenstraat nr. 7 een winkel in koloniale waren en kruidenierswaren. Als je binnenkwam, zag je in het rechterdeel van de winkel sigaren, sigaretten, pijptabak en pijpen, ook lange Goudse pijpen. Aan de linkerkant was de afdeling kruidenierswaren. Anna zat vaak op een bankje, dat door haar man gemaakt was, achter de toonbank. Tussen de winkel en de huiskamer zat glas waar een houten opstand tegenaan stond. Daarin bevonden zich planken met daarop bakken bruine bonen, erwtjes, rijst. Er stond een grote ovalen schaal met ‘een roos boter’, een stuk boter van 6 pond. Verder stonden er stolpflessen met eieren. Toen één van de kleinkinderen eens aan de schappen ging hangen en alles, letterlijk alles, naar beneden kwam en op de grond één brij werd, was haar eerste vraag aan haar kleinkind: “Ge hèt oew eige toch gin pijn gedaan, hè menneke?” De woonkamer, die achter de winkel lag, had hoge ramen in het Straatje van Best. Ernaast was de eetkamer, die helemaal geen ramen had. Een paar trapjes naar beneden en je kwam in de grote keuken, die ook uitkwam in het straatje. Daarboven lag het achterhuis, vier etages hoog. De bovenste (kleine) etage was voor de dienstmeid. Het voorhuis, boven de winkel, waar vroeger Anna’s moeder en zusters gewoond hadden, was lager. Het werd verhuurd aan de familie Van der Sanden. Hij was agent in goud en zilver. Ze had heel veel vaste klanten en van iedere klant wist Anna uit haar hoofd welk merk pruimtabak hij had of welke sigaren hij rookte. Aan de overkant zat de fabriek van De Gruyter en veel personeelsleden van deze zaak kwamen in haar winkel. De Gruyter was tot in de jaren ’60 van de 20e eeuw een van de grootste kruideniers van Nederland, groter dan Albert Heijn toen. Dit bedrijf had veel artikelen van eigen huismerk die o.a. in de fabriek in de Orthenstraat gemaakt werden. Het allereerste fabriekje zat tussen het Eerste- en het Tweede Straatje van Best, later verhuisde de Gruyter naar de overkant, waar een grote fabriek gebouwd werd. Anna en Willem hebben het oude fabriekje nog goed gekend. Hun kinderen gingen altijd naar de paardengrutmolen kijken. Met behulp van een paard, dat steeds rondjes liep, werd daar meel gemalen. Eén zijstraatje terug in de Orthenstraat, in de Ruische Poort, was een school gevestigd van de zusters van de Choorstraat en de kinderen kwamen vaak bij Anna snoep kopen. Ze zag ongekende mogelijkheden om katjesdrop aan de kinderen te gaan verkopen. Voor één cent 5 katjesdropjes. Vóórdat de school uit was, begon Anna vast hoopjes van 5 katjesdropjes klaar te leggen, zodat de verkoop sneller ging als de kinderen binnen kwamen. Ze kon dit echter alleen maar doen als haar man de deur uit was, want die had er een hekel aan. Hij geneerde zich ervoor dat zijn vrouw dit deed: “Gij mee oewen centen-negosie” [Jij met je centenhandel] wierp hij haar voor de voeten en uit nijd veegde hij alle uitgetelde hoopjes katjesdrop van de toonbank af. “Maar Willem toch, al munne verdienste!” riep Anna dan uit. Zij dacht: al die centen van die kinderen zijn mooi meegenomen. Ze maakte ernorm goede omzetten in haar winkel. Een bewijs was het volgende: Bij veel produkten zaten bonnen. Niet alleen de consument kon bonnen sparen, maar de winkelier zelf ook. Als Anna bij voorbeeld 25 pakken koffie kocht, dan zaten daar weer bonnen bij. Ze verkocht zoveel, dat ze met al haar bonnen de prachtigste cadeaus kon aanvragen. Haar kinderen hebben op die manier complete serviezen van haar gekregen en haar kleinkinderen werden met Sinterklaas werkelijk overladen met cadeaus, die ze allemaal van haar bonnen had opgespaard. Zoals zoveel mensen uit de middenstand had Anna hulp voor dag en nacht in de huishouding. De hulp kookte ook het eten. Anna trok echter altijd zelf soep op een petroleumstel, want bouillon kon alleen maar lekker worden als hij op een petroleumstel getrokken was, meende zij. Als er iets speciaals klaargemaakt moest worden, bij voorbeeld een wildgerecht, dan deed zij dat ook zelf, want ze kon wel erg goed koken. Willem hield nogal van wild en bijzonder gevogelte. Zo maakte Anna nogal eens kwarteltjes voor hem klaar. Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant 12 mei 1934
Willem Claessen had dus zijn aannemersbedrijf/timmerfabriek in de Karrenstraat. Als je vanuit de Visstraat de Karrenstraat in gaat dan was het aan de rechterkant (nr 40/42). Het hele pand was timmerfabriek en werkplaats/winkel. Vaak had hij de overheid tot klant. Dit betekende, dat zijn bedrijf in opdracht van de gemeente moest bouwen of onderhoudswerkzaamheden verrichtte. Hij heeft het oude politiebureau van Den Bosch gebouwd. Hij werkte bij voorbeeld voor Reinier van Arkel en Huize Voorburg, twee grote psychiatrische ziekenhuizen. Ook werkte hij voor particulieren, zoals voor Fentener van Vlissingen met zijn grote landgoed in Esch of de familie Van Zinnicq Bergman uit Vught. Dit soort mensen was gewend om eens per jaar te betalen. Hij moest dus vaak nogal lang op zijn geld wachten. Willem was eveneens beheerder van woningen voor huiseigenaren. Hij verzorgde het onderhoud en ging ook de huur innen. Zo beheerde hij groepen woningen in de wijk Lombok bij de Leonarduskerk in Het Zand, maar ook huurhuisjes in de Schildersstraat, waar arbeidersgezinnen met 10 en 12 personen woonden, boven op elkaar. Eens moest hij een nieuwe vloer gaan leggen in een huis. Tot zijn stomme verbazing trof hij in het huis een bok, een geit, 10 kippen, hazen en konijnen aan. Geen wonder, dat de vloer geleden had. Soms nam hij een van zijn kleinkinderen mee naar de Schildersstraat. Terwijl hij zelf in het eerste huis zat te kletsen, ging het kleinkind overal de huur beuren. In heel Den Bosch stond Willem bekend om zijn markiezen, zonneschermen. Overal moest hij die dingen gaan plaatsen. Ze werden op de zolder in de Karrenstraat gemaakt, daar stonden de naaimachines. Op de verdieping daaronder bevond zich de werkplaats waar wat handmachines stonden, die typisch tot het interieur van een timmerfabriek behoorden. Tussen de begane grond en de eerste verdieping en tussen de eerste- en de tweede verdieping zaten grote luiken, zodat men de markiezen van de zolder naar beneden kon laten zakken en andere materialen hun weg vonden naar de verschillende verdiepingen. Anna had vaak lege kisten over met houtwol, waarin haar lange Goudse pijpen gezeten hadden. Deze kisten werden ook opgeslagen in de timmerwinkel van haar man. Willem was heel muzikaal en had een abonnement van het Casino, zoals het theater in de stad vroeger heette. Hij woonde met zijn vrouw vaak concerten bij. Zij leunde nogal zwaar als ze gearmd naar het concert liepen, want Anna liep moeilijk. Willem klaagde: “Ge krukt munnen helen mouw!”. Als ze terugkwamen van het concert, zei Anna meestal: “’t was zo mooi, ik heb zo lekker slapkes kunnen doen!” [=ik heb lekker een tukje gedaan] Hij wilde niet meer dat ze meeging en ging met een kleindochter. Anna had de laatste jaren van haar leven de ziekte van Parkinson. Men wist toen waarschijnlijk nog niet, dat dat zo heette. Ze beefde heel erg met haar handen en ook schudde ze met haar hoofd. De kinderen van de school riepen haar na: “Schuddebolleke!”. Na het overlijden van Willem in 1941 is de winkel van Anna opgedoekt. Op dat moment bestond het onroerend goed-bezit uit: het eigen huis in de Orthenstraat, de zaak in de Karrenstraat, het pand van de slagerij van dochter Cato in de Kruisstraat, een pand in de Oisterwijkstraat tegenover de Leonarduskerk en een pand op de Koningsweg. Dochter Marie kreeg de Oisterwijkstraat, zoon Toon kreeg de Koningsweg, dochter Cato kreeg de Karrenstraat en de Kruisstraat en zoon Harrie de Orthenstraat. Toen Willem Claessen gestorven was, lag het voor de hand dat zijn zoon Toon de timmerfabriek zou overnemen, maar diens vrouw wilde dit niet. Zij had een mooie lederwarenzaak op Orthenstraat nr. 9 (hoek Tweede Straatje van Best) en wilde dat hij daar bleef werken. Na het overlijden van Anna is haar zoon Harrie in het ouderlijk huis blijven wonen. Uit dit huwelijk:
|
Noten | |
1. | Veel dank zijn wij verschuldigd aan kleindochter Thea van der Put-Claessen uit Uden en haar neven, de gebroeders Jans. |
2. | BR Eindhoven 1880-1890, deel A folio nr. 73: Tussen 25 febr. en 26 juni woont ze in de Vrijstraat 79 bij Maria van Bakel, wed. J.G. Peterse, winkelierster. Deze vrouw woont met haar moeder, zuster en nichtje. De moeder is ‘fabrikant’, het nichtje is naaister. Ze hebben zes mensen in pension, gezien hun beroepen: candidaat-notaris, onderwijzer, klerk etc., was het een keurig kosthuis. Anna staat te boek als modiste. |
3. | Men komt de naam Claessen ook wel tegen als Claassen. |
4. | SASH notarissen 1842-1895, notaris Mr. J. de Bergh, inv. nr. 1493, akte nr 64. |
5. | J. Mosmans en A. Mosmans: Oude namen van huizen en straten te ’s-Hertogenbosch, blz. 27, nr. 140. |
6. | SASH notarissen 1896-1905, notaris Van de Mortel, inv. nr. 38, akte nr. 125. |
7. | Idem notaris Van Heusden, inv. nr. 28, akte nr. 94; aankoop door Willem via onderhandse akte: Inschrijving hypotheekkantoor, deel 1380, nr. 87. |
8. | SASH notarissen 1906-1915, notaris Van Heusden, inv. nr. 2, akte nr. 108. |
9. | SASH arch. kadaster, boekdeel 10, art. 6160, verbouwing dienstjaar 1907. |
10. | SASH notarissen 1906-1915, notaris Van Meerwijk, inv. nr. 7, akte nr. 44. |
11. | Idem notaris Eijcken, inv. nr. 9, akte nrs. 45 en 46. |
12. | Idem notaris Worst, inv. nr. 8, akte nr. 1122. |
13. | SASH notarissen 1916-1925 (!), notaris Worst, inv. nr. 10, akte nr. 1384. |
14. | Idem notaris Van der Does de Willebois, inv. nr. 453, akten nrs 11 en 14. |
15. | Idem akte nr. 37. |
J.M.B. Boelens en O.J. Nienhuis, Boelens een RK Groninger familie met een grote Bossche tak (2006) 720, 724, 732, 734-739, 741-742, 749, 811, 966